Thijssen: "Ik ben een optimist. Dat heb ik te danken aan mijn moeder. Van kinds af aan ben ik door haar vertrouwd geraakt met het buitenleven. Wij waren de eerste krakers in Nederland. Weggebombardeerd uit Arnhem werden we in Driebergen ondergebracht in een hotel. Met mijn moeder hebben we toen een leegstaande villa gekraakt. Ze bracht er een bord op aan met de tekst `God is Liefde´Â
Door mijn moeder heb ik geleerd voor mijzelf te zorgen. Ik denk dat ik nog eens een roman schrijf naar aanleiding van mijn moeder. Een pracht mens!" (in De Stem van 21 maart 1987).
Met zijn moeder ging hij naar Noorwegen. Zijn middelbare schoolopleiding werd herhaaldelijk onderbroken door baantjes in filmstudio's, op boerderijen en als reisleider. Thijssen: "Op m´n zestiende vertrok ik voor het eerst naar Frankrijk, naar Parijs en Grenoble en tenslotte in de Dordogne, waar we de enige buitenlanders waren en ze mijn vader aanzagen voor russische spion, omdat hij een zendamateur was en zo´n lange antenne op het dak van zijn studeerkamer had."
Thijssen gaf Engelse les in een jezuietenklooster in Frankrijk (1952-54). Op 17 jarige leeftijd schreef hij een detective met de titel "De man met de bolhoed". Toen hij 18 was ging hij in Frankrijk wonen bij zijn vader. Hij studeerde daar journalistiek. In 1955 keerde hij terug naar Nederland en werkte vervolgens gedurende ongeveer 15 jaar in de journalistiek. Hij was onder andere als kunstredacteur verbonden aan het Haagse dagblad Het Binnenhof, werkte bij De Nieuwe Pers en Het Centrum.
In 1970 kocht Thijssen een oude boerderij in het Lingedorpje Acquoy. Tijdens de verbouwing daarvan besloot hij zich geheel aan het schrijven te wijden. Hij had toen al een paar kinderboeken (onder het pseudoniem Philip van Akooy), twee romans en een aantal hoorspelen geschreven. Hij had toen een functie als chef-redacteur bij Het Centrum in Utrecht: "Op een dag ben ik buiten mezelf getreden. Ik zag mezelf zitten aan mijn bureau onder een tl-buis. Ik dacht: ik zit hier hartstikke dood te gaan. Toen heb ik ontslag genomen. At was een hele gok, want ik had pas twee jongensboekjes op de markt. Het was een ontzettende sprong in het duister. En dat heeft eigenlijk geduurd tot het moment waarop ik vier SF-boeken had geschreven." (Haarlems Dagblad van 23 augustus 1975, "Ik wil niet opgehangen worden als SF-schrijver")
In zeer korte tijd schreef hij onder het pseudoniem Ruard Lanser de Rob Staalman-avonturen, de Vince Robbers-westerns en de Sander Wolf-thrillers, alle boeken voor de jeugd, en onder eigen naam de eerste delen van de Mark Stevens space opera, een science fiction serie. Thijssen schreef in deze periode gemiddeld zes boeken per jaar. Op aanraden van zijn uitgever schreef hij een deel van die boeken onder pseudoniem, omdat niemand zou geloven dat één auteur jaarlijks acht boeken van constante kwaliteit zou kunnen schrijven.
Zijn Mark Stevens cyclus was een groot succes in Nederland. Dit was opmerkelijk omdat SF een genre was waarin Nederlandse schrijvers nooit brood zagen. Felix Thijssen werd zo de eerste echte Nederlandse SF-auteur. Ook zijn jeugdboeken onder het pseudoniem Ruard Lanser waren erg populair: in Antwerpen werd te zijner ere zelfs een fanclub opgericht.
In 1974 schreef Thijssen het scenario voor de film "Help, de dokter verzuipt", naar het boek van Toon Kortooms. Thijssen: "Middenin de acht boeken per jaar-periode stapt mijn beste vriend Henk Bos, inmiddels filmproducent, mijn boerderij in Acquoy binnen, dropt een eerste scenarioversie op mijn bureau en zegt: dit kun jij beter. Zo beland ik in de filmwereld." (biografie op www.boekenwereld.nl). Zijn boerderij diende als produktiekantoor voor de film. De film werd in de omgeving opgenomen en de gehele nasynchronisatie van de film vond plaats in de boerderij.
In 1975 vestigde Thijssen zich in Frankrijk, in de Corrèzze, waar hij zijn dagen sleet met boeren, tuinieren en het schrijven van enkele science fiction romans ("Mistral", "Enmarg" en "Pion").
In 1980 verhuisde Thijssen naar Ierland, waar de thriller "Eindspel" tot stand kwam. In datzelfde jaar schreef Thijssen ook de eerste twee Charlie Mann thrillers "Wildschut" en "Jachtschade". Vriendin Katrien de Klein logeerde bij Thijssen, vond de boeken leuk, nam de manuscripten mee en gaf ze aan Ab Visser, die ze aanbeval bij uitgeverij Luitingh (toen nog Veen).
In 1981 keerde Thijssen terug naar Nederland en woonde achtereenvolgend in Beusichem, Maurik en Rumpt aan de Linge (waar hij later ook de woonplaats van zijn personage Max Winter zou situeren).
Naast boeken en filmscenario's werd de televisie een nieuw werkterrein. Vanaf 1983 werkte hij mee aan de televisieserie "Nederlanders Overzee".
In 1986 werd het Genootschap van Nederlandse Misdaadauteurs opgericht. Felix Thijssen was één van de oprichters: "We zaten bijeen in Amsterdam om het GNM op te richten. Ik weet de datum niet meer, het kan 1985 zijn geweest, maar ik zie het gezelschap nog haarscherp voor me. Ik zat aan het ene tafelhoofd, met Jef Geeraerts rechts van me, Jacques Post links, Theo Capel, Willem Hogendoorn [Tomas Ross], Rinus Ferdinandusse aan de andere kop, met Joop van den Broek en Gerben Hellinga, ik hoop dat ik niemand vergeet. We besloten om met deze groep het bestuur te vormen en Willem zowel voorzitter als (meen ik) secretaris te maken, in elk geval was hij daar als enige direct voor te porren. Vervolgens kwam het idee voor een prijs op. [Â
] Er werd gestoeid met allerlei namen, waarvan sommige eerder komisch dan nuttig, we dachten aan gouden dokken en pistolen en ander genre-tuig, tot ik op een gegeven moment de Gouden Strop opperde. Ik dacht overigens volstrekt niet aan het feit dat Joop van den Broek ooit een boek met die titel had geschreven."
In 1987 vestigde Thijssen zich weer in Frankrijk. Hij kocht in Zuid Frankrijk in de Cevennen de tempeliersvesting La Garde in St. Germain de Calberte. Op een uithoek op zijn land staat een vervallen watermolen. Thijssen over deze locatie: "Vijftig kilometer hemelsbreed van de Midellandse Zee en met driehonderd dagen zon per jaar een plek die de meeste Nederlanders moet voorkomen als een permanent vakantie-verblijf."
"Dat is precies de goede plek voor mij, want ik ben ook altijd een boer en een bouwer geweest, en ik heb daar de gezonde balans gevonden. Ik heb bovendien het geluk dat mijn vrouw Fe Mylene evenveel van dat buitenleven houdt als ik. ´s Morgens werken we in de tuin en de bossen, zorgen voor de schapen, bouwen muren, zagen hout voor de winter. ´s Middags zit ik achter de machine, zondags speel ik orgel in de kerk, Franse gezangen, mooie stukjes Duitse barok en koraaltjes van Bach." (lezing in Straubing in het kader van 400 jaar hertogdom Holland Straubing)
Er verschenen nog enkele delen in de Charlie Mann serie en begin jaren ´90 schreef Thijssen de scenario´s voor de televisieseries Iris, Bureau Kruislaan, Coverstory en Unit 13. Joop van den Ende had Charlie Mann gelezen en dacht: dit is de man voor de politieserie Bureau Kruislaan. Coverstory en Unit 13 volgden. Met name Unit 13 (1996) van de Vara was een groot succes.
In 1997 verscheen Thijssen´s eerste meer literaire werk Onder de Spekboom, een grotendeels autobiografische roman over zijn jeugd. Thijssen: "Dit is mijn liefste boek. En, nu ik hierover denk, ook het enige dat niemand me gevraagd heeft om te schrijven. Ik liep er al jaren mee rond. De tijd was rijp. Elke scenarioschrijver weet hoe slopend dat vak is, hoe vermoeiend de worsteling met regisseurs en dramaturgen, hoe groot het verschil tussen het mooiste concept en wat er ten slotte op de buis komt. Onder de Spekboom was terug naar m'n eigen wereld, eindelijk weer thuis en baas in eigen huis." (biografie op www.boekenwereld.nl)
Een jaar later verscheen Cleopatra, het eerste Max Winter mysterie, dat een schot in de roos was. Vele positieve recensies volgden en op 24 juni 1999 ontving Thijssen de prijs voor de beste Nederlandse misdaadroman, de Bruna Gouden Strop, voor dit werk. Volgens de jury ging het om een boek "dat is geschreven in een buitengewoon aangename stijl, dat leest als een trein, dat vaart en spanning houdt, dat een sterke compositie heeft, dat goed gedoseerde humor bevat, dat in zijn plot onderweg enkele fraaie verrassingen biedt, dat een sympathieke held presenteert die met aangenaam cynisme verslag doet van zijn belevenissen, en dat ten slotte een zeldzaam voorbeeld vormt van een geloofwaardige Nederlandse private eye-thriller".
Vervolgens verscheen er jaarlijks een vervolg in de Max Winter serie. Inmiddels is de serie misschien wel de mooiste Nederlandse detectiveserie.
In 2006 werd Thijssen´s "Het diepe water" (geen Max Winter) zeer goed ontvangen. Het boek werd genomineerd voor de Gouden Strop en won de Diamanten Kogel, de Belgische prijs voor beste misdaadroman.
"Stijl is iets dat komt, geleidelijk. Het is een eigen vocabulair, subtiele verschuivingen in de bouw van een zin, waardoor ironie verandert in cynisme, kilte in weemoed; het is je manier van vertellen, een eigen melodie en een eigen arrangement. Ik weet nooit precies watstijl is, maar ik heb liever geen stijl, dan pretentie.
Want schrijven is wat mij betreft vooral gewoon een vak. Het verschil is dat andere vakken meestal gemakkelijker worden, en dat dit vak, hoe langer je het doet, steeds meer van je gaat vergen.
Het is niet moeilijk om verhalen te verzinnen, mensen vragen dar vaak: hoe verzin je dat allemaal. Dat gaat vanzelf, zeg ik meestal. Het brein van een schrijver is een soort machine, die foto´s maakt van locaties en karakters observeert, en die steeds geroutineerder wordt in het extrapoleren en ordenen van menselijke reacties in verzonnen dramatische situaties. Die machine gaat met de tijd alleen maar soepeler draaien. Daar zit het probleem niet.
Het probleem is om het verhaal zó te schrijven, dat u het wilt lezen. Het echte probleem is dat de schrijver zelf steeds kritischer wordt, en onwilliger om een boek los te laten en op de lezer af te sturen, voordat hij zeker is dat elke zin en elk karakter klopt, en dat dit het maximum is dat in zijn vermogen ligt. Tevreden is hij nooit. Net zoals de metselaar, die steeds mooiere huizen aflevert, maar niet tevreden is omdat hij eigenlijk de Notre Dame wil bouwen. [Â
]
Ik voel me geen kunstenaar. Ik heb een hekel aan dat onderscheid, het idee dat een schrijver of een schilder beter of interessanter is dan ieder ander mens die zijn gegeven talent gebruikt. [Â
] Ik schrijf elke dag. Vier of zes uur per dag achter de computer, ik kan me nauwelijks een ander leven herinneren"
(lezing in Straubing in het kader van 400 jaar hertogdom Holland Straubing)
"Bij ontstentenis van Mozart, is het schrijven het taaie ongerief van doen en opnieuw doen, beter doen, blijven leren, het zitvlak op de stoel plakken. Tegen de tijd dat het iets voorstelt, is men soms, onvermijdelijk, ook een eminence grise geworden. Wat dan nog? De lezer is waarschijnlijk blij, dat er een paar schrijvers zijn, die onderweg niet afvallen en genoeg stamina hebben om in het vak te blijven en betere boeken te leren schrijven en daar grijs bij te worden. Het ging niet om de schrijver, het ging om het boek. Toch?
Ik heb net zoveel onzin geschreven als het gros [van de misdaadauteurs]. Om die onzin te herkennen, is het altijd goed om uw eerste boek nog eens te herlezen, of het eerste manuscript, ik zou zeggen: de eerste tíen."
(toespraak bij aanvaarding Gouden Strop voor Cleopatra)." />
Ontvang een GRATIS e-book bij je aanmelding en blijf altijd op de hoogte van het laatste nieuws rondom onze boeken.